Nieuws

Updates over NMI, onze cursussen en interessante artikelen.

Nederlandse rekenaars scoren binnen zes jaar internationaal ondergemiddeld

  • TIMSS 1995: Nederlandse scholieren wereldwijd 5e beste rekenaars.
  • TIMSS 2015: Nederlandse scholieren wereldwijd 19e beste rekenaars.
  • PISA 2003: Nederlandse scholieren wereldwijd 4e beste rekenaars.
  • PISA 2015: Nederlandse scholieren wereldwijd 11e beste rekenaars.
  • Voorspelling: Binnen zes jaar scoren Nederlandse scholieren wereldwijd ondergemiddeld

Eerder hebben we de meest recente peilingen van cito onder de loep genomen. Deze peilingen vergelijken de vaardigheden van Nederlandse schoolkinderen onderling. Nu is het tijd om de vaardigheden van scholieren te vergelijken op internationaal niveau. We bekijken twee grote onderzoeken: TIMSS en PISA.  

1995 was het jaar van het eerste Trends in International Mathematics and Science Study (TIMSS). Een onderzoek dat onze groep zessers ontzettend goed af ging. Zij behaalden voor ons land de vijfde plaats en mochten zich tot de beste rekenaars op aarde rekenen. De gemiddelde score op de toets: 529. Onze score? 577. Een aanzienlijk verschil. Helaas veranderde dit. In 2003 zakten we één plaats en kregen we een  prima zesde plek. In 2007 zakten we verder naar plek 9. Dit was de laatste keer dat we bij de top 10 hoorden. In 2011 behaalden we slechts een twaalfde plek en in 2015 stonden we op de negentiende plaats. Van vijfde naar negentiende in 20 jaar. Hoe heeft dit kunnen gebeuren?

De top 5

Even terug naar 1995. In dit jaar deelden we de top 5 met Singapore, Zuid-Korea, Japan en Hongkong. Hoe is het deze landen de afgelopen 20 jaar afgegaan? Zijn zij ook gaan zakken? Het antwoord is nee. In de bovenstaande figuur is te zien wat er gebeurd is met de landen die in 1995 in de top 5 stonden. Alle vier de landen die in 1995 boven Nederland eindigden staan in 2015 nog steeds in de top 5. Sterker nog, géén van deze landen heeft de top 5 verlaten tussen 1995 en 2015. De enige uitzondering is Zuid-Korea, en alleen omdat zij niet meededen aan de metingen in 2003, 2007 en 2011.

Nu is het natuurlijk niet helemaal eerlijk om alleen naar de plaats op de ranglijst te kijken. Het aantal landen dat meedoet aan de TIMSS is immers meer dan verdubbeld sinds 1995. Al deze landen moeten ook een plekje krijgen op de ranglijst, dus is het niet meer dan logisch dat andere landen daarvoor moeten wijken. Om in alle eerlijkheid een conclusie te kunnen trekken uit deze cijfers moeten we ook kijken naar de score. In de onderstaande grafiek zijn deze scores voor elk jaar te vinden. Zuid-Korea is weggelaten omdat deze in drie van de vijf onderzoeken niet meedeed.

We zien dat er ook in deze scores duidelijke trends zijn. Als we de scores uit 1995 weglaten (deze lijken in alle gevallen hoger uitgevallen dan andere scores) is er een stijgende lijn te observeren in Singapore, Japan én Zuid-Korea. Bij de Nederlandse score is het helaas anders. Net als onze plek op de ranglijst daalt onze gemiddelde score gestaag. We zijn dus niet alleen gezakt om plaats te maken voor andere landen. We zijn ook echt slechter gaan presteren.

Merkwaardigheden

Wat dit specifieke onderzoek zo waardevol maakt is de keuze van meetperiode en tijdstip van meting in de schoolcarrière van het kind. De metingen worden namelijk gedaan bij kinderen in groep 6 en in de tweede klas en de periode tussen metingen is 4 jaar. De groep tweedeklassers die meedoen aan het onderzoek in 2015 deden dus als groep zessers mee in 2011. Hierdoor is dit onderzoek uitermate geschikt om de voortgang te meten van deze kinderen in de vier jaar tussen onderzoeken. Helaas doen de tweede klassers vanaf 2007 niet meer mee met de TIMSS, en is deze waardevolle vergelijking niet te maken. De reden hiervoor is onduidelijk.

PISA

Het Programme for International Student Assessment (PISA) lijkt in de uitvoering erg op het TIMSS. Ook dit is een wereldwijd onderzoek dat periodiek wordt uitgevoerd. De eerste PISA studie gebeurde in 2000 en sinds toen wordt om de drie jaar een nieuwe studie uitgevoerd. Het onderzoek verloopt als volgt: een selectie van vijftienjarige scholieren legt een toets van twee uur af waarin hun competentie in verschillende vaardigheden op de proef wordt gesteld. Na afloop van deze toets vullen de leerlingen een formulier in met persoonlijke vragen. In het jaar 2000 deden ongeveer 265 000 studenten mee verspreid over 41 landen. In 2015 deden meer dan 500 000 studenten mee, verspreid over 72 landen.

In 2003 stond Nederland op de vierde plaats. In 2015 is dat de elfde plaats. In de bovenstaande figuur staat de gemiddelde score van Nederlandse 15-jarigen weergeven. De gemiddelde score is altijd 500. Hoewel het Nederlandse gemiddelde in 2015 nog beduidend boven het gemiddelde ligt, zien we een neerwaartse trend in de score. In 2003 was het Nederlandse gemiddelde 538. in 2015 is het gemiddelde nog slechts 512. Als deze neerwaartse trend lineair doorzet scoort Nederland binnen 6 jaar ondergemiddeld.

 

Conclusie

Uit PPON 4 en 5 bleek al dat er een meetbare neerwaartse trend is in de rekenprestaties van Nederlandse basisscholieren. Een zwakte van het PPON is dat de metingen gedaan worden binnen de landgrenzen. Hierdoor is er geen duidelijk referentiepunt. De standaard Voldoende is een redelijk referentiepunt, maar bij lange na niet onafhankelijk. In deze zin vullen het TIMSS en PISA het PPON goed aan. Deze onderzoeken laten ons een stapje terug nemen en geven ons een beter zicht op het probleem.

En wat zien we? In 1995 waren onze basisscholieren wereldwijd de vijfde beste rekenaars volgens het TIMSS. In 2015 moesten ze het doen met een negentiende plaats. In 2003 stond Nederland wereldwijd op de vierde plaats volgens het PISA. In 2015 is dat de elfde plaats. Opvallend is ook dat de gemiddelde score van onze leerlingen op beide metingen gestaag afneemt. Dit terwijl de andere top 5 landen een significante toename zien in dezelfde periode. Andere landen presteren beter. Wij presteren slechter. En het einde lijkt nog niet in zicht.

Relevante artikelen

30-12-2018

Schokkende data uit onderzoek Cito (PPON 2004-2011)

Slechts 12%(!!!) van alle basisschool leerlingen beheerst de bewerkingen van vermenigvuldigen en delen voldoende. 50%...