Nieuws

Updates over NMI, onze cursussen en interessante artikelen.

Onderwijs na corona verdient meer dan symboolpolitiek

Het volgende opiniestuk is eerder verschenen in NRC Handelsblad.

Minister Slob komt met een ‘nationaal plan’ voor het onderwijs na corona. Maar de problemen zijn structureler, schrijven Anna Bosman (hoogleraar en directeur van de opleiding pedagogische wetenschappen voor primair onderwijs aan de Radboud Universiteit Nijmegen) en Sezgin Cihangir (directeur van het Nederlands Mathematisch Instituut).

Anna Bosman en Sezgin Cihangir

School is waar kinderen leren. De coronacrisis heeft dat op pijnlijke wijze duidelijk gemaakt. Nu kinderen school lang moeten missen, blijven cognitieve vaardigheden achter. Tegelijkertijd heeft het (gelukkig!) ook een collectief besef in het leven geroepen dat scholen en leerkrachten een cruciale functie vervullen in de samenleving, net zoals de zorg, politie of brandweer.

Dus wil de politiek het Nederlandse onderwijs een steuntje in de rug geven. Minister van Onderwijs Arie Slob kondigde onlangs aan met een ‘nationaal programma’ te komen. Dit programma moet „het onderwijs maximaal faciliteren in tijd, meerjarige middelen, inzet en maatregelen”. Hij noemt dit in de Kamerbrief een „verplichting die we aan onze leerlingen en studenten hebben als samenleving en als landelijke politiek”.

Het klopt dat we als samenleving verplicht zijn in te grijpen in het onderwijs. Het is echter jammer dat onze minister van Onderwijs een mondiale gezondheidscrisis nodig had om tot dit basale besef te komen. Hoewel de situatie is verergerd doordat veel kinderen niet naar school kunnen en ontoereikend thuis- of afstandsonderwijs genieten, komt de ramp in het onderwijs niet uitsluitend door corona. Al ruim voor de crisis bleek uit nationale en internationale onderzoeken dat het bedroevend gesteld was met de kwaliteit van het onderwijs.

Geen structurele oplossingen

Toegegeven, de minister stelt een aantal extra financiële middelen ter beschikking die van levensbelang zijn voor deze sector die het al zo zwaar heeft gehad. Maar met zijn ‘nationaal programma’ wekt hij verwachtingen die hij niet kan waarmaken, omdat zijn Kamerbrief enkel lapmiddelen bevat om de excessieve gevolgen van de coronacrisis te verlichten. De negen pagina’s bieden geen enkele structurele oplossing voor uitdagingen als het kwalitatieve en kwantitatieve lerarentekort, het schoolleiderstekort, of de noodzaak om meer en hoger opgeleide leerkrachten voor kleinere klassen te krijgen. Het is eerder schadebeperking dan een plan voor het onderwijs waar iedereen op zit te wachten.

Sterker nog, de minister leeft in de waan van de crisis. De huidige onderwijsachterstand kan volgens hem ondervangen worden door „het kansrijk adviseren” van leerlingen in groep acht. „Leerlingen krijgen daarmee een toetsadvies dat past bij hun potentie in het vervolgonderwijs, ook wanneer de leerling op het moment van afname nog niet over de daarbij behorende absolute kennis beschikt”, schrijft Slob.

Gesteld dat potentie getoetst zou kunnen worden, dan lijkt de uitspraak van de minister heel nobel: met een kansrijk advies gaat het kind een kansrijke toekomst tegemoet. Maar helaas komt het er in de praktijk op neer dat de minister een hele generatie kinderen het voortgezet onderwijs in wil sturen met „kansrijke adviezen”, maar zonder daadwerkelijke beheersing van de basisvaardigheden die de basisschool het kind geleerd zou moeten hebben. In feite staat Slob op het punt om een hele generatie kinderen het water in te duwen, zonder dat ze hebben leren watertrappelen.

Onderwijsrevolutie

Er komt „expliciet aandacht voor kinderen die het grootste risico lopen op achterstand, zoals kinderen uit gezinnen met een lagere sociaal economische status”, schrijft de minister ook. Wederom in theorie een nobel statement, maar waarom denkt de minister dat extra aandacht voor deze ‘risicogroep’ hen meer kansen zal bieden in het leven, wanneer het niveau van uitstroom van basisscholen pre-corona al zo ver onder het gewenste streefniveau lag? Dat is niet omdat kinderen ‘kansarme’ schooladviezen krijgen, maar omdat het huidige onderwijssysteem toen al niet in staat was alle kinderen basisvaardigheden bij te brengen. Dáár moet de minister een deltaplan voor opstellen, in plaats van aan symptoombestrijding te doen.

Bij het lezen van het plan vragen wij ons oprecht af of de urgentie van de zaak tot de minister doordringt. De minister schrijft: „Richting leerlingen moeten we rust uitstralen en ze voldoende tijd bieden. Deze tijd ís er ook: genoeg tijd om achterstanden in een realistisch tempo in te halen, en zo weer ‘bij de les’ te raken. Dit hoeft niet voor deze zomer te gebeuren, en dat kan ook niet. Een deel van de lesstof van dit leerjaar kan bijvoorbeeld naar het volgende leerjaar worden verschoven”. Ook dat klinkt uitstekend op papier.

Maar hoe gaan we dit in de praktijk uitvoeren? Moet een bovenbouwleerkracht ineens onderbouwstof behandelen? En is dit ook uitvoerbaar als de leerlingen overgaan van basisschool naar het voortgezet onderwijs? De minister zegt dat er in zijn nationaal plan geen taboes gelden. Als hij dat echt meent, dan denken wij dat hij bereid moet zijn de achtstegroepers die niet voldoen aan de streefniveaus, groep 8 maar over te laten doen.

Het plan van Slob wordt zo een oceaan aan prachtige woorden, doordrenkt van symboolpolitiek, zonder daadwerkelijke oplossing voor de problemen van het huidige onderwijssysteem. Nederland heeft een onderwijsrevolutie nodig, geen verspilling van belastinggeld.

Relevante artikelen